Opdrachten voor de School voor de Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht
September 2018 - Januari 2024
Tijdens mijn studiejaren ontdekte ik mijn passie voor long reads, interviews en achtergrondverhalen over sociaal-maatschappelijke thema’s. Ik combineerde deze verhalen graag met zelfgemaakte infographics, foto’s en audio om ze krachtiger te maken.
In 2022 verscheen een column van mij bij Trajectum: een eerlijk portret van een student die worstelt met prestatiedruk en de kunst van rust nemen. Al vroeg zocht ik naar balans tussen ambitie en welzijn, met een schrijfstijl die empathie en zelfreflectie verbindt.
Mijn opleiding aan de School voor Journalistiek in Utrecht leerde me niet alleen de technische kant van het vak, maar vooral om scherp te observeren, juist te factchecken, met nuance te schrijven en maatschappelijke thema’s menselijk te maken. Ik verdiepte me in onderwerpen als woonfraude, discriminatie op de woningmarkt, Asian hate, algoritmes en de gevolgen hiervan, mentale gezondheid onder studenten en nog vele andere onderwerpen.
Mijn stijl is betrokken, eerlijk en mensgericht. Ik zoek nuance, maar schroom niet om misstanden zichtbaar te maken. Door praktijkgerichte opdrachten en diepgravende interviews groeide ik uit tot een journalist met oog voor detail én de bredere maatschappelijke context.
Mocht je op zoek zijn naar een verhaal over een specifiek onderwerp, kan dat ook via de menubalk.
---------------------------------------------------------
Waarom Asian hate zo’n hardnekkig en tegelijkertijd onzichtbaar probleem is
‘Hey loempia!’ ‘Sambal bij?’ ‘Coronavirus!’ ‘Ni hao!’ – De kans dat je als Nederlander met een Aziatische achtergrond deze opmerkingen weleens naar je hoofd geslingerd krijgt of al hebt gekregen is erg groot. Uit onderzoek van UvA en Fontys uit 2024 blijkt namelijk dat meer dan één op de drie Zuidoost-Aziatische Nederlanders discriminatie meemaakt en Chinese Nederlanders zelfs één op de twee. De samenleving reageerde geschokt op deze cijfers, maar voor veel mensen uit de Aziatische community was dit verwacht resultaat en wijst dit op een veel dieper, onzichtbaar probleem.
‘De cijfers van het onderzoek van de Uva en Fontys verbazen mij totaal niet,’ vertelt Joey Poerwoatmodjo, die zelf al eerder onderzoek deed naar discriminatie richting Oost-Aziatische Nederlanders tijdens de coronapandemie in De Stilte voorbij. ‘Toen wij onderzoek deden naar discriminatie richting Oost-Aziaten tijdens de coronapandemie in 2021, kwamen er al soortgelijke cijfers naar boven en ons onderzoek was niet zo grondig als wat nu is gedaan.’
‘Ik vond het schokkend om te ontdekken dat Chinezen in Nederland hetzelfde aandeel discriminatie ervaren als Marokkanen in Nederland.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA en ook betrokken was bij het recentelijke onderzoek naar discriminatie richting Zuidoost-Aziatische Nederlanders, was zelf wel verbaasd. ‘Ik vond het schokkend om te ontdekken dat Zuidoost-Aziaten en zeker Chinese Nederlanders, hetzelfde aandeel discriminatie ervaren als Marokkaanse Nederlanders.’ Volgens haar werd er vaak gedacht dat Aziaten niet zoveel last hadden van discriminatie en zich zoveel mogelijk conflict vermijdend opstelden om problemen voorkomen.
Hardnekkige stereotypen
Het idee dat Aziaten conflict vermijdend zouden zijn, komt van een stereotyperend beeld. Minderheden in Nederland worden gestereotypeerd, omdat ze niet ‘voldoen’ aan de normen van de dominante samenleving. Ook al ben jij je hier als persoon bewust van, categoriseren wij mensen van nature. Dit kan er ook voor zorgen dat bepaalde bevolkingsgroepen en individuele personen uit deze bevolkingsgroep een label opgeplakt krijgen – een onterecht label.
Uit het onderzoek van de UvA en Fontys en het onderzoek van De Stilte Voorbij, komen er drie hoofdstereotypen naar voren. Te beginnen met de zogenoemde ‘modelminderheid’. Deze term houdt in dat Aziatische Nederlanders een voorbeeldminderheid zouden zijn, mensen die hard werken en geen problemen maken. Personen met een minder stevige mening en families die zich goed zouden assimileren. Zij zouden een ‘voorbeeld’ zijn voor andere minderheden in Nederland. Dit is overigens een mythe, vertelt Yong-Qi Cong, mede onderzoeker van het onderzoek naar anti-Zuidoost-Aziatisch racisme, in een artikel van Red Press: ‘Er zijn helemaal geen cijfers namelijk dat Aziatische Nederlanders het daadwerkelijk beter doen qua carrière in Nederland dan andere minderheden.’
‘Dat mannen vaker racistische opmerkingen maken op straat is niet gek. Mannen voelen zich comfortabeler om sociaal ongewenst gedrag te vertrouwen dan vrouwen.’ – Saskia Daru, projectleider Sociale Veiligheid bij Movisie.
Een volgend stereotype en de uiting hiervan, dit speelt zich vooral af in de openbare ruimte, is het roepen van Chinese en Indonesische gerechten en begroetingen naar Aziatische Nederlanders. Foe yong hai, babi pangang, loempia, ‘sambal bij’, maar ook ‘ni hao’. Tijdens de uitbraak van de coronapandemie ervaarden vooral veel Chinese mensen meer discriminatie. Op straat werd er dan ‘Chinavirus’ of ‘corona’ geschreeuwd. Ook werd er zichtbaar meer afstand van hen gehouden, dan van mensen met een andere afkomst, gaven respondenten aan tijdens interviews van het onderzoek De stilte voorbij. Uit zowel De Stilte Voorbij als het onderzoek van de UvA en Fontys blijkt dat witte mannen en groepjes jongens voornamelijk de pleger van discriminatie zouden zijn op straat. Dit is niet zo gek, legt Saskia Daru, projectleider Sociale Veilgheid bij Movisie (Landelijk kennisinstituut voor aanpak van sociale vraagstukken) uit. ‘Mannen voelen zich comfortabeler om zich uit te spreken op straat en minder sociaal wenselijk gedrag te vertonen dan vrouwen.’
Het laatste stereotype – wat voornamelijk ervaren wordt door vrouwen – is hyperseksualisering. Door zogenoemde yellow fever zouden mannen (met uitzondering van Aziatische mannen) alleen met Aziatische vrouwen willen daten. Dit met de reden dat zij onderdanig en verzorgend zouden zijn. Ook zouden zij meedoen aan hun seksuele fantasieën en ‘strak van onder’ zijn. Yellow fever is anders dan een bepaalde voorkeur hebben voor een partner. In de hyperseksualisering van Aziatische vrouwen zit een oneerlijke verhouding, vertelt Willemijn Krebbekx, senior onderzoeker bij Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. ‘De Aziatische vrouw wordt in wijze gezien als ‘exotisch’, ‘primitief’ en iemand ‘die leiding nodig heeft’, terwijl de vaak witte man ‘stabiel’ zou zijn en ‘een leider’, hier heeft Palestijns-Amerikaanse onderzoeker Edward Saïd ook veel over geschreven, hij noemt dit oriëntalisme’. Oriëntalisme gaat om macht en lust, dat is anders dan het hebben van een gelijkwaardige partner. ‘Het verbinden van seksuele eigenschappen aan etnische categorieën om te bepalen waar je staat op de evolutionaire ladder, is al eeuwenoud,’ voegt Krebbekx toe.
‘Aziatische vrouwen worden tweeledig gediscrimineerd. Op gebied van hun geslacht en hun afkomst,’ vertelt Mann. ‘Daarbij bleek uit ons onderzoek ook dat jongere mensen meer discriminatie meemaken dan oudere mensen.’ Dit betekent volgens haar niet direct dat de discriminatie erger is geworden, maar simpelweg omdat jongere mensen op meer plekken en met meer verschillende mensen in aanraking komen. Ze gaan naar school, werk, uit. ‘Dit zijn verschillende plekken waar discriminatie kunnen plaatsvinden, hoe meer je naar buiten gaat, hoe meer discriminatie je meemaakt,’ aldus de onderzoekster.
‘Hoe meer je als jongere naar buiten gaat, hoe meer discriminatie je ervaart.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Hoe het is om nageroepen en lastig gevallen te worden op straat, of juist geseksualiseerd, weten Leslie, Anisha en Danique maar al te goed. Deze jonge vrouwen zijn allemaal van een andere Aziatische afkomst en hebben verschillende ervaringen met asian hate.
‘Ben jij wel goed opgevoed?’
Leslie Wilbrink’s ouders leerden elkaar kennen via brieven schrijven. Haar moeder komt uit de Filipijnen en haar vader is Nederlands. Ze is opgegroeid in Almere. In een kleine, veilige wijk waar iedereen elkaar kent. Toch is het moment waarop ze de ergste agressie meemaakte in deze wijk voorgevallen.
Toen ze als elfjarig meisje een jonge pup uit het uitlaten was het een vriendin van haar, kwamen ze een buurman met zijn grote en gevaarlijke hond tegen. De man begon uit het niets tegen Leslie te schreeuwen dat ze ‘niet goed bij haar hoofd was’ en ‘of zij wel goed was opgevoed’. Zijn hond deed lelijk tegen de puppy en er ontstond een grimmige sfeer. ’Tegen mijn moeder deed hij ook altijd onbeschoft. Als zij in de wijk fietste, ging hij nooit voor haar aan de kant en maakte hij nare, racistische opmerkingen.’ In complete shock na deze onverwachtse, persoonlijke aanval, rende Leslie in tranen naar huis.
Dit voorval schoot bij haar ouders compleet in het verkeerde keelgat. Diezelfde avond zijn haar ouders naar het huis van de buurman gegaan en hebben zij hem geconfronteerd. ‘Als klein meisje was het voor mij een traumatische gebeurtenis, maar het feit dat mijn ouders de buurman meteen hebben aangepakt heeft wel geholpen.’
Na dit heftige voorval heeft Leslie in deze intensiteit geen discriminatie meer meegemaakt. ‘Ik denk zelf dat dit ook komt omdat als jonger kind mijn Aziatische kenmerken meer te zien waren dan nu. Ik heb veel geëxperimenteerd met mijn uiterlijk, allerlei soorten make-up, kleurlenzen en haarkleuren geprobeerd en dan is het toch minder te zien.’
Haar moeder daarentegen, die deze Aziatische kenmerken duidelijker wel heeft, heeft in Nederland regelmatig discriminatie ervaren. ‘Vervelende opmerkingen of schuine ogen heeft mijn moeder vaak meegemaakt. Zeker toen mijn ouders hiervoor nog in een dorp woonden, voordat ze naar Almere zijn verhuisd. Maar m’n moeder zal er niet snel op ingaan.’ Leslie vertelt dat haar moeder een jaar Nederlandse les heeft gehad, maar dat het volgens haar eigenlijk te kort was. Ze heeft soms nog steeds moeite met uit haar woorden komen of zich goed uit kunnen drukken. ‘Ze wil niet dat ze in zo’n situatie over haar woorden struikelt, dus dan houdt ze zich maar stil.’
‘Wat is je afkomst, dame?’
Anisha Tiloe’s Hindoestaanse moeder immigreerde op haar achtste naar Nederland vanuit Suriname, haar Javaanse vader immigreerde op zijn 21e naar Nederland, waar haar ouders elkaar via familievrienden leerden kennen. ‘Als klein kind groeide ik vooral op tussen Javanen en Surinamers in Amsterdam en merkte ik niet zoveel van de verschillen. Maar toen ik naar Almere verhuisde, veranderde dat compleet.’
Tijdens het kerstdiner op de basisschool maakte Anisha voor het eerst mee dat ze zich schaamde voor haar afkomst. Zoals zij omschrijft ‘erg schokkend’, zo had zij zich nog nooit eerder gevoeld. ‘Iedereen nam een eigen gerecht mee naar het kerstdiner en ik had dadar gulang, Javaanse flensjes, meegenomen. De flensjes zijn groen door de pandan. Een van de kinderen in mijn klas riep dat mijn pannenkoeken bedorven waren, later werd dat een beetje een algemene grap.’ Ze kon wel door de grond zakken, maar was tegelijkertijd ook erg verdrietig. ‘Ik schaamde me zo.’
‘Ik en mijn Thaise klasgenoot moesten als enigen in de hele rij onze tassen laten checken en onze zakken leeg maken, dat was wel erg opvallend.’ – Anisha Tiloe
Ook als jonge vrouw maakt ze vaker mee dat ze gediscrimineerd wordt. Tijdens een tripje naar het Belgisch Museum met haar klas, worden zij en haar Thaise vriendin als enigen uit de rij gevraagd om hun tassen open te maken zodat de bewaker deze kan checken. Ook moeten ze hun zakken leeg maken. ‘Dit voelde heel raar, want bij andere klasgenoten werd dit niet gecheckt. Het lastige bij discriminatie en zeker in Nederland, is dat het wat genuanceerder is. Als je je er niet bewust van bent, valt het bijna niet op. Maar in dit soort momenten is het zeker aanwezig.’
Naast dit soort ervaringen wordt Anisha door vaak oudere mannen ook regelmatig gevraagd naar haar afkomst. ‘Als ik aan het werk ben bijvoorbeeld, is soms de eerste of anders tweede vraag meteen wat mijn afkomst is. Het kan zijn dat het gewoon interesse is, maar ik voel me er soms best ongemakkelijk bij.’ In sommige gevallen gingen deze mannen ook Anisha’s afkomst raden: ‘Ben je toevallig Nepalees? Of nee, misschien wel Thais? Mijn vrouw is ook Thais namelijk en je lijkt een beetje op haar.’ ‘Ik vraag me dan echt af: wat voegt deze informatie toe aan jouw leven?’ Naast deze vragen krijgt Anisha ook weleens complimenten, die niet voelen als complimenten. ‘Je kan wel zien dat je Javaans bent, Indonesiërs zijn altijd wel knap.’ Complimenten met een nare nasmaak, volgens haar.
Niet alleen Anisha, maar ook haar ouders maken regelmatig discriminatie mee. Zo waren ze met de familie een dagje in Roermond en deden mensen verderop in het restaurant haar vaders accent na. Haar moeder werkt in een apotheek en krijgt geregeld mensen aan de kassa die liever advies willen van haar witte leidinggevende, dan van haar. ‘Het blijft heel pijnlijk omdat mijn ouders en ik erg ons best hebben gedaan om te integreren en dan worden we soms alsnog achtergesteld.’
‘Jouw moeder zit vast opgesloten in China’
Danique Hitipeuw werd als jong meisje uit China geadopteerd door een Nederlandse moeder en een Indonesische vader. Ze is geboren in Hunan, een gebied gelegen in Zuidoost-China. ‘Ik heb veel geluk gehad dat mijn vader Indonesisch is, ik kreeg dan in ieder geval geen vragen over waarom ik niet op mijn ouders leek. Mensen gingen er automatisch vanuit dat ik mijn vaders kind was.’
Het moment dat zij zich voor het eerst realiseerde dat zij ‘anders’ werd gezien, was toen ze buitengesloten werd door een vriendin op de basisschool. ‘Ze vroeg mij ‘waar mijn moeder was’ en ‘dat zij vast opgesloten zat in China.’’ Danique begreep op dat moment niet wat haar vriendin bedoelde: hoezo, mijn moeder is toch hier? Terugkijkend op alles wat ze heeft meegemaakt omtrent anti-Aziatische racisme, is dit een van de ergere momenten. ‘Hoe kwam ze daar op? Is dit weleens gezegd door een ouder?’
‘Een meneer in de buurt vroeg aan mij of ik ‘nog een recept voor babi pangang wist’, toen heb ik maar gezegd dat hij dat bij de Chinees op de hoek moest vragen.’ – Danique Hitipeuw
‘Ook is er meerdere keren gezegd ‘Ga terug naar je eigen land’ of op straat worden er dingen geschreeuwd als ‘poepchinees’, ‘chinoe’, ‘ni hao’ en ga zo door.’ Als Danique in de stad is, loopt ze met een grote boog om groepjes jongens heen. De kans dat zij iets gaan zeggen is volgens haar erg groot. Danique valt het op dat jongens binnen groepen elkaar aansteken met deze racistische opmerkingen. ‘Toen ik in Amsterdam West woonde was het echt heel erg, ik ben heel vaak uitgemaakt voor bijvoorbeeld ‘poepchinees’. Ik verhuisde later naar Andijk, een dorp in de buurt van Hoorn. Daar kwam dit minder voor, maar de mensen daar zijn onwetender.’ Zo kwam er een man naar haar toe met de vraag of Danique nog een ‘goed recept wist voor babi pangang’, waarop zij reageerde ‘geen idee, dat moet je vragen aan de Chinees op de hoek.’ ‘Ik probeer strategisch te reageren op zulke opmerkingen, niet boos, maar wel duidelijk te maken dat ik er niet op zit te wachten.’
Voor Danique was het lastig om na zulke kwetsende opmerkingen steun te vinden bij haar ouders. ‘Mijn moeder zei dan ‘schreeuw dan kaaskop terug’, maar zo werkt het niet. Ze begreep niet hoe pijnlijk de opmerkingen waren. Hoe erg ik me ook aanpas, ik zal altijd gezien worden als de ander; de Chinees, de Aziaat.’ Tijdens corona kreeg ze nog meer opmerkingen over zich heen. Toen begon haar moeder meer te begrijpen hoe lastig het is om gezien te worden als de ander of het probleem. ‘Maar het blijft belachelijk dat een gebeurtenis zoals corona nodig is voor mensen om in te zien dat Aziaten in Nederland aanzienlijk gediscrimineerd worden. En niet alleen woorden, denk aan Aziatische restaurant- en snackbarhouders die aangevallen worden, het is echt heel erg.’
Snackbarhouder You Wei Chen doodgestoken
Een bekende zaak is die van de 39-jarige You Wei Chen. Hij was snackbarhouder van cafetaria Houtwijk in Den Haag. Samen met zijn vrouw Xiao runde hij de zaak al jaren. Nadat hij en zijn vrouw ruzie kregen met drie jongeren omdat ze hun coronapas niet wilde laten zien, escaleerde de situatie. Er was al maanden onenigheid, totdat Wei Chen en zijn vrouw de tieners tegenkwamen op de parkeerplaats vlakbij hun huis. De jongeren lokten een vechtpartij uit die resulteerde in Wei Chen’s overlijden. Hij werd meerdere keren gestoken en overleed kort daarna in het ziekenhuis. Zijn vrouw belde 112 tijdens deze situatie en schreeuwde in de telefoon ‘dat haar man werd doodgeslagen door kinderen’. Alhoewel er niet bevestigd is dat Wei Chen doodgestoken is vanwege zijn afkomst, is het wel bekend geweld, polarisatie en verharding in de Nederlandse samenleving toeneemt. Het AIVD waarschuwde hier in 2021 al voor.
Omstanders hebben een sleutelrol
Steeds meer mensen met een Aziatische achtergrond spreken zich uit tegen discriminatie, de hardnekkige stereotypen, de polarisatie en het toenemende geweld. Organisaties zoals Asian Raisins en PAC (Pan Asian Collective) zetten zich in tegen anti-Aziatisch racisme. Zo is Asian Raisins een campagne gestart – ook is de bijbehorende petitie veelvoudig ondertekend – tegen het lied wat gezongen wordt op basisscholen, ‘Hanky Panky Shanghai’. Volgens de organisatie is het een racistisch lied omdat de woorden niks betekenen, daarbij is het de bedoeling dat kinderen aan hun ogen trekken om zo spleetogen met hun vingers te maken. Asian Raisins pleit ervoor dat het lied verdwijnt om kinderen niet verkeerd te beïnvloeden.
Bewustzijn verspreiden vanuit de Aziatische community is erg belangrijk, maar volgens Daru van Movisie moeten mensen intern veranderen om discriminatie af te laten nemen. Om een voorbeeld te schetsen, als een Aziatische vrouw op straat wordt nageroepen met racistische leuzen, is het niet aan het slachtoffer om de pleger van de discriminatie aan te pakken. De omstanders hebben hierin een sleutelrol. ‘Het werkt namelijk veel beter als iemand die op de pleger lijkt, deze persoon aanspreekt.’
‘Het maakt niet uit hoeveel jij je als persoon aanpast, je zal altijd gezien worden als ‘de ander’. Discriminatie is iets wat intern bij iemand moet veranderen.’ – Saskia Daru, projectleider Sociale Veiligheid bij Movisie.
Het maakt namelijk niet uit hoeveel iemand zich aanpast aan het land waarin hij of zij leeft, sommige mensen zullen je, vanwege je uiterlijk, altijd blijven zien als ‘de ander’. ‘De lengte van je verblijf in Nederland, ook al ben je hier geboren en spreek je de taal goed, heeft geen invloed op de mate waarin je discriminatie ervaart,’ vertelt de projectleidster. Het is volgens haar iets wat mensen intern moet veranderen, als zij hier voor open staan. Het kan bijvoorbeeld helpen om trainingen op werk of scholen te geven, hoe om te gaan met ongemakkelijke situaties. En dan hebben we het niet alleen maar over discriminatie, maar ook seksueel overschrijdend gedrag.
Discriminatie altijd melden
Het is niet altijd wenselijk om je als omstander in een escalerende situatie te mengen, maar er zijn ook nog andere dingen die kunt doen. Zoals het bieden van steun na het feit. ‘Ik hou me zelf al jaren met discriminatie bezig, ook vanwege alle onderzoeken die ik heb gedaan, en iets wat ik altijd doe is het bieden van steun nadat een slachtoffer is lastig gevallen’, vertelt Poerwoatmodjo. ‘Daarbij adviseer ik ook iedereen om een melding te maken van discriminatie. Of contact op te nemen met de plek of organisatie waar dit incident is voorgevallen.’
‘Het is heel belangrijk dat organisaties weten wat er voor en achter de deur gebeurd. Hoe meer meldingen van discriminatie, hoe meer de druk toeneemt om iets aan deze situatie te doen.’ – Joey Poerwoatmodjo, onderzoeker De Stilte Voorbij.
Als voorbeeld legt hij uit dat een vriend van hem van Molukse afkomst tijdens een avond uit benadeeld werd door een bewaker. Hij mocht niet met slippers naar binnen – het was een strandfeest – maar hun witte vriend, met dezelfde slippers aan, wel. Poerwoatmodjo heeft toen een melding gemaakt bij deze club. ‘Het is heel belangrijk dat organisaties weten wat er voor en achter de deur gebeurd. Hoe meer meldingen, hoe meer de druk toeneemt om iets aan deze situatie te doen.’
Deze meldingen hebben ook daadwerkelijk zin. Een bekend voorbeeld in Amsterdam is dat feestorganisator Connekt afstand heeft gedaan van de bekende club Jimmy Woo in de Leidsestraat. Na vele meldingen van een racistisch deurbeleid en het benadelen van minderheden, in dit geval voornamelijk mensen van kleur, hebben zij in een statement bekend gemaakt hier geen feesten meer te organiseren.
‘Ik wil niet altijd de vrouw in nagel- of massagesalon zijn’
Naast omstanders informeren en het melden van discriminatie, om hier meer grip op te krijgen, is het belangrijk dat er meer representatie komt voor Aziatische Nederlanders. ‘Door de representatie van Nederlanders met een Aziatische achtergrond in de media en films bijvoorbeeld te vergroten, zorg je dat mensen positiever naar deze groep kijken’, Daru benadrukt dat counter-stereotypen, tegenstellingen van de stereotype beelden die we al kennen, helpen binnen representatie om de samenleving anders te laten denken over minderheden.
In de documentaire Hanky Panky Goodbye vertelt maakster Roosmarijn Wind, een jonge vrouw geadopteerd uit Zuid-Korea en opgegroeid in Overveen, dat zij als actrice altijd de standaard rollen aangeboden kreeg. ‘Ik mocht dan de vrouw in de nagelsalon of massagesalon spelen, maar dat wil ik helemaal niet.’ Zij heeft die rollen in het verleden wel gespeeld, maar is het zat dat Aziaten altijd dezelfde rollen toegeschreven krijgen. Daarom was ze zo blij toen ze in de film Tatta’s Trisha mocht spelen, een uitgesproken, gekke meid en hoofdrol, heel anders dan de stereotype rollen die zij eerder speelde.
Nog meer onderzoek nodig
Ondanks er recentelijk meer onderzoeken zijn gedaan naar anti-Aziatische discriminatie, is er nog heel veel wat we niet weten. Zo wordt er in het onderzoek van de UvA genoemd dat geadopteerde kinderen meer discriminatie ervaren dan geadopteerde kinderen, maar cijfers hierover zijn er niet. ‘Het zou goed zijn als hier nog apart onderzoek naar wordt gedaan. Nu weten we bijvoorbeeld ook niet of geadopteerde kinderen in steden en in dorpen in dezelfde mate gediscrimineerd worden’, legt Mann uit, ‘ook weten we niet in hoeverre deze geadopteerde kinderen steun krijgen. Een collega van mij die geadopteerd is vertelde mij dat het vroeger erg moeilijk was. Niet alleen werd hij gepest omdat hij er anders uitzag, maar begrepen zijn ouders ook niet hoe dat voelde, hij miste die steun heel erg. Meer bewustzijn hierover onder ouders is belangrijk.’ Danique beaamt dit ook: ‘Mijn moeder begreep niet hoe het voelde om gezien te worden als dat ander, ik voelde hierdoor soms eenzaam.’
‘Er is heel veel wat we nog niet weten qua anti-Aziatisch racisme. Zo zijn er bijvoorbeeld geen cijfers in hoeverre geadopteerde kinderen meer discriminatie ervaren, of de aard van de discriminatie per Zuidoost-Aziatische bevolkingsgroep.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Zo is er ook een duidelijk verschil te zien in hoe Indonesiërs en Chinezen worden behandeld in Nederland, ook daar lijkt in het onderzoek niet een hele duidelijke verklaring voor. ‘Nederland en Indonesië hebben een ingewikkelde geschiedenis en Rutte heeft hij zijn excuses hiervoor aangeboden, dat kan een reden zijn waarom Nederlanders anders naar Indonesiërs kijken en meer begrip hebben gekregen, maar dit kunnen we niet met zekerheid zeggen’, aldus Mann. Volgens haar is er nog veel meer onderzoek nodig, ook naar de ervaring van discriminatie per Aziatische groep in Nederland en Zuidoost-Aziaten hierbij niet onder een groep categoriseert.
‘Noem het beestje bij de naam: racist’
Anisha merkt in haar eigen leven op dat het racisme richting Chinezen anders is dan richting Zuidoost-Aziaten. ‘Er is veel agressie richting Chinezen, terwijl de meningen en verhalen van Zuidoost-Aziaten een beetje opzij worden geschoven ‘want het is allemaal niet zo erg.’ Terwijl het beiden erg is. Want uiteindelijk wordt je hoe dan raar aangekeken of val je uit de toon als jij je eigen cultuur te veel beoefend.’ Volgens haar is het belangrijk om mensen attenter te maken over vooroordelen, die we overigens allemaal hebben, maar bewustzijn hierin is een vereiste. ‘Alleen zo kunnen mensen ten goede veranderen in de omgang.’
‘Er zou een documentaire gemaakt moeten worden waarbij mensen zoals ik de straat opgaan met een verborgen camera en afstappen op de mensen die discrimineren, met de vraag ‘waarom’. Zij worden dan gedwongen om verantwoording af te leggen.’ – Danique Hipiteuw
Volgens Danique mag de aanpak wel wat extremer: ‘Het zou goed zijn als er bijvoorbeeld een documentaire wordt gemaakt over asian hate, waarbij verschillende mensen met een verborgen camera de straat opgaan en er gefilmd wordt wat er daadwerkelijk gezegd wordt en door wie.’ Aan de hand van deze documentaire kunnen er dan Instagram- of Tiktokfragmenten geplaatst worden voor bewustwording. Of volgens haar nog beter, zou er zelfs een nieuw onderzoek gestart worden. Ook vindt Danique het belangrijk dat er in de documentaire op de mensen afgestapt wordt die discrimineren, met de vraag waarom. ‘Waarom maken zij deze opmerkingen? En ze ook bij hun namen noemen, namelijk racist. Zo moeten zij ook verantwoordelijkheid afleggen.’
Huidige regering
Of meer onderzoeken, meer bewustzijn, campagnes en representatie gaan zorgen voor een afname van discriminatie is nog maar de vraag. ‘Discriminatie is afhankelijk van vele externe factoren, zoals internationale ontwikkelingen, de politiek en nieuwe wetten bijvoorbeeld. Hoe meer vertrouwen er is in de politiek, hoe vrijer mensen zich voelen om over discriminatie te praten,’ legt Daru uit. Zo betekent de huidige stijging in het aantal discriminatiemeldingen niet perse iets slechts, maar juist dat mensen hier openlijker over willen praten. Als voorbeeld vertelt ze dat de cijfers van seksueel misbruik in Scandinavië erg hoog zijn, maar dit niet betekent dat het in Scandinavië daadwerkelijk meer voorkomt dan in andere landen. Het is minder een taboe om erover te praten en dus worden er meer meldingen gemaakt.
‘Om discriminatie te kunnen verminderen, moet je erin investeren en dus moet er geld naartoe. Maar met de huidige regering is het nog maar de vraag of er op ingezet gaat worden.’ – Joey Poerwoatmodjo, onderzoeker De Stille Voorbij.
Andersom werkt het principe hetzelfde. Als er minder vertrouwen is in de overheid, worden er minder meldingen gemaakt. Daru vraagt zich daarom ten sterkste af wat er met de meldingen zal gebeuren met de nieuwe regering. Ook Poerwoatmodjo heeft zijn bedenkingen: ‘Als je wil dat er een probleem opgelost of in ieder geval aangepakt wordt, moet je erin investeren. Er moet dus geld naartoe. Maar of dat met de huidige regering gaat gebeuren is nog maar de vraag.’
‘Mijn moeder kent mensen die zestien jaar in een AZC hebben gewoond’
Per gammele boot, volgepropte vrachtwagen of een helse tocht te voet vluchten mensen uit verwoestende oorlogen naar Nederland, hopend op een betere toekomst dan in hun eigen land, waar zij veiligheid ontberen en hun thuis met de grond gelijk is gemaakt. Eenmaal in Nederland aangekomen wacht hen een lastige realiteit: lange asielprocedures, overvolle azc’s en weerstand vanuit de samenleving. En een onzekere toekomst: mogen zij blijven of moeten zij terugkeren? De asielzoekers in Nederland kunnen geen kant op, het systeem lijkt vastgelopen. Maar waar gaat het fout in het asielbeleid, en nog veel belangrijker: wat is de oplossing voor dit complexe probleem?
Het asielbeleid is al jaren een hoofdpijndossier voor de Nederlandse politiek. Aan dit beleid zitten volgens maatschappelijke organisaties zoals Unicef en Vluchtelingenwerk allerlei haken en ogen. In een van hun meest recente pogingen om de politiek wakker te schudden, hebben zij gezamenlijk een brandbrief opgestuurd naar minister-president Rutte. Hierin roepen zij op dat hij verantwoordelijkheid neemt voor de asielcrisis en zorgt dat de mensen in de asielzoekerscentra de hulp krijgen die ze nodig hebben. Vooralsnog lijkt er volgens de organisaties nog niet veel beweging in te komen.
Theo van Bekkum, in de jaren ’90 financieel directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) heeft hier een goede verklaring voor. ‘Alles heeft te maken met hoe de politieke wind waait en de stand van het maatschappelijk draagvlak in Nederland.’ Zo neemt hij als voorbeeld de schaarste op de woningmarkt. ‘Als er meer dan genoeg huizen waren voor iedereen in Nederland, vinden de Nederlanders het over het algemeen prima dat er meer asielzoekers opgevangen worden. We zijn van oudsher een gastvrij land. Maar kijkend naar de situatie nu: starters en studenten kunnen amper nog huizen vinden, dan gaat het in ons eigen vlees snijden.’ Van Bekkum legt uit dat de politiek merkt dat dit wringt bij de Nederlanders. Zij nemen dit maatschappelijk sentiment over en maken aan de hand daarvan een beleid: het huidige beleid.
Schandalig beleid
Volgens Ryv Mehmetaj, 23-jarige dochter van een vluchteling – haar moeder vluchtte uit Kosovo tijdens de Joegoslavië-oorlog – wordt er al tientallen jaren geen efficiënt beleid voor asielzoekers gerealiseerd. ‘Toen mijn moeder uit Kosovo gevlucht was, heeft ze zo’n drie jaar in een asielzoekerscentrum gewoond, wat nog vrij kort is. Daar beviel ze van mij en m’n broer. Maar ze kent mensen die maar liefst zestien jaar in een azc hebben gewoond vanwege de ellenlange procedure. Dat is schandalig.’
En zo is er nog wel meer schandalig, vindt Mehmetaj. Het nieuws van de overleden baby in asielzoekerscentrum Ter Apel heeft er bij haar hard ingehakt. ‘De asielzoekerscentra zitten bomvol met mensen die geen kant op kunnen vanwege de wooncrisis. Zorg is weinig beschikbaar en voor de psychische zorg is er weinig aandacht. Dit beschadigt deze mensen alleen maar meer, terwijl ze net een oorlog ontvlucht zijn. VluchtelingenWerk schreeuwt al jaren dat ze niet meer zo kunnen werken, maar zolang er hogerop niks veranderd, zal het beleid en de asielprocedure voor vluchtelingen er niet beter op worden.’
‘Het afvoerputje van Europa’
Procedures en beleid aanpassen kosten tijd. En daarbij moet er rekening gehouden worden met verschillende belangen, legt Van Bekkum uit. ‘Wat de Nederlandse overheid bijvoorbeeld wil voorkomen is dat Nederland door het aanbod aan voorzieningen ‘het afvoerputje van Europa’ wordt. Je kunt mensen niet kwalijk nemen dat ze vluchten uit een verschrikkelijke oorlog en dus moet je zorgen dat deze mensen goed opgevangen worden.’
Maar dit werkt volgens de oud-financieel directeur van de COA alleen als de rest van Europa ook een humaan asielzoekersbeleid aanhoudt. Doen zij dit namelijk niet, dan zullen de meeste vluchtelingen logischerwijs naar Nederland toetrekken, omdat ze weten dat ze hier goed opgevangen worden. ‘Maar dat kunnen wij als land helemaal niet aan. En dus is het zaak dat de vluchtelingen eerlijk over Europa verdeeld worden en hier goede afspraken over worden gemaakt.’
Capaciteitstekorten
‘Het pijnpunt zit hem in Nederland nu in de capaciteit’, stelt Van Bekkum. Hij legt uit dat de aantallen asielzoekers eind jaren ’90 piekten na het uitbreken van de Joegoslavië-oorlog. COA kende toen een centrale opvang met circa 80.000 asielzoekers. Maar daarna namen de aantallen constant af. Totdat de oorlog in Syrië in 2011 uitbrak, het Talibanregime in Afghanistan terugkeerde en de oorlog in Oekraïne uitbrak. ‘In die tien jaar vanaf 2000 heeft de regering gedacht: de aantallen nemen af en deze lege plekken kosten geld, dus we gaan afschalen. En daar merken we nu nog de gevolgen van.’
Deze verschillen in beleid en capaciteit zijn volgens hem ook op lokaal niveau in Nederland te merken. ‘De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld, is erg sociaal en heeft aangeboden om veel Oekraïense vluchtelingen op te vangen die het COA niet meer kon plaatsen. Maar niet elke andere gemeente zet zich zo in omdat zij niet wil of soms niet kan.’ Maar ook in Amsterdam loopt het nu spaak. ‘En dus moeten we hier samen de schouders onder zetten, geen enkele gemeente moet nog langer willen wegkijken.’
Recentelijk is het wetsvoorstel van de zogenaamde Spreidingswet door de ministerraad goedgekeurd, dit moet zorgen voor een evenwichtige verdeling van asielzoekers in verschillende gemeenten van het land. ‘Nederland is al decennialang een multiculturele samenleving,’ vertelt Van Bekkum. ‘Maar of de Spreidingswet het gewenste effect op gebied van stereotypering van vluchtelingen zal hebben betwijfel ik, maar er lijkt geen andere keus. Het systeem is compleet vastgelopen. En dan zijn onorthodoxe noodmaatregelen niet uitgesloten.’
Hokjes denken
Mehmetaj kan zich goed herinneren hoe lang het label ‘asielzoeker’ blijft plakken en ook welke effecten die heeft voor je verdere toekomst. ‘Hoe je het ook wendt of keert, als vluchteling of kind van een asielzoeker, wordt je toch gezien als een kind met een achterstand. Ook ik moest op school extra taallessen volgen, terwijl later bleek dat ik dyslexie had en het dus niks te maken had met mijn thuissituatie.’ Mehmetaj herinnert zich ook nog dat de andere kinderen waarmee zij deze extra lessen volgde bijna allemaal een lager niveau dan het citoscore geadviseerd kregen. ‘Je zal je altijd extra moeten bewijzen en dat heeft mentaal een zware tol op je.’
Ook Mesgana Daniel, werknemer bij Selam Zorg – organisatie die voornamelijk Eritrese, Ethiopische en Somalische statushouders helpen met inburgeren in Nederland – kan deze achterstand beamen. ‘De grootste uitdaging bij mijn cliënten is toch het enorme cultuurverschil tussen hun eigen land van herkomst en Nederland. Echt alles is anders.’ Haar cliënten botsen vrijwel altijd met het Nederlandse schoolsysteem en de arbeidsmarkt. ‘Men is gewend gelijk te kunnen werken, maar in Nederland krijgen ze vaak te horen dat ze eerst de taal beter moeten leren, ook voor praktische baantjes als schoonmaker, schilder of stratenmaker.’
Zo komen ze volgens haar in een versnelde molen terecht. ‘Zowel hun kinderen als zijzelf moeten naar school. Daarbovenop moeten ze ook nog een huishouden runnen in een erg individualistisch en vreemd land. Er is weinig hulp en ondersteuning, terwijl dit in eigen land wel het geval was.’ Daarom adviseert Daniel haar cliënten vrijwel meteen om een breed sociaal netwerk op te bouwen, bestaand uit mensen met verschillende afkomsten. ‘Het belangrijkste is toch het contact opbouwen met de Nederlandse bevolking. Dit is bevorderend voor het leren en verbeteren van de Nederlandse taal. Daarnaast helpt het erg om een netwerk te hebben die de weg kent in Nederland en bekend is met alle systemen.’
Verandering is de enige oplossing
Volgens Mehmetaj wordt het hoog tijd dat het beleid omgegooid wordt. ‘Ten eerste moet er goed geïnvesteerd worden in een beleid dat blijvend is en niet om de zoveel jaar wordt aangepast.’ Daarbij pleit ze voor een humanere aanpak. Het zou volgens haar verstandig zijn als er profielen gemaakt worden van verschillende soorten asielzoekers om hen beter te kunnen helpen. ‘Hoe ga je om met een kind of een alleenstaande man? Dat is weer heel anders dan een gezin. Hou rekening met de ziektebeelden en de angst die al deze mensen ervaren hebben. En zorg ervoor, dat als de asielzoekers daartoe in staat zijn, zij meteen kunnen werken of de taal kunnen gaan leren. Een actieve opvangperiode is ontzettend belangrijk.’ Uit onderzoek van VluchtelingenWerk blijkt namelijk dat asielzoekers gemiddeld pas na 66 maanden (zesenhalf jaar) aan het werk gaan.
Daniel kan zich hierin vinden. ‘We moeten onthouden dat niet alle vluchtelingen hetzelfde zijn. Vluchtelingen komen uit diverse landen met diverse culturen, religies en ook economie. Ondanks dat een groot deel van de vluchtelingen uit derdewereldlanden komen, waar bijvoorbeeld het opleidingsniveau laag is, betekent niet dat dit voor allen geldt.’ En zo is het andersom ook het geval, legt Daniel uit. Niet elke vluchteling is namelijk in eigen land dokter geweest, spreekt vloeiend Engels en binnen een jaar Nederlands. ‘Net zoals wij Nederlanders allemaal anders zijn en anders worden benaderd, geldt dat ook voor vluchtelingen. En daarom hebben zij een persoonlijke benadering nodig.’
Eenvoudige oplossingen zijn er niet. ‘Asielproblematiek is van alle tijden. Brandhaarden zullen in de wereld blijven ontstaan en mensen zullen hiervoor op de vlucht slaan. We zullen hierbij naar een duurzame aanpak moeten zoeken waarbij we allemaal ons steentje bijdragen’, legt Van Bekkum uit. ‘Medemenselijkheid en begrip voor de situatie werkt beter dan gemeenten dwingen om meer capaciteit te leveren, maar die tijd hebben we nu niet.’ Toch is volgens hem het breder inzetten op medemenselijkheid en begrip voor asielzoekers in alle gemeenten, als groter landelijk programma, een goede manier om in de toekomst beter met asielproblematiek om te gaan.
Dataverantwoording
Alle cijfers die in de infographic te zien zijn, zijn afkomstig van het CBS en Rijksoverheid. CBS houdt de cijfers van de asielzoekers uit Syrië, Afghanistan, Jemen, Turkije, Eritrea en de overige landen per kwartaal bij. Rijksoverheid houdt per week bij hoeveel Oekraïense asielzoekers er worden opgevangen. Door de aantal per kwartaal per herkomst bij elkaar op te tellen, zijn de aantallen uit Syrië, Afghanistan, Jemen, Turkije en Eritrea bepaald. Bij de Oekraïense asielzoekers werden de aantal per week al bij elkaar opgeteld en was het dus alleen zaak om de laatste datum van september (omdat dit de laatste dag van het derde kwartaal is) mee te nemen in de bovenstaande infographic.
---------------
‘Ruttes excuus was een pleister voor mijn wonden’
Hoe is het om als persoon met een migratieachtergrond in Nederland te aarden? Voor vele Nederlanders een vraag, maar voor de 28-jarige Asri Maharani een weet. Op vroege leeftijd verhuisde zij met haar moeder vanuit Indonesië naar Nederland. Het was een ware cultuurshock voor haar met zowel goede, als minder goede kanten.
‘Alles was zo groot. De gebouwen, de mensen. Ik was zelf tien jaar en nog een klein meisje, maar alles was zo anders dan in Indonesië. Ik herinner me nog dat ik voor het eerst slagroom geproefd had en er helemaal verliefd op was. Het bakje slagroom was op en ik vroeg aan mijn stiefvader of we nieuwe slagroom konden halen. Het was inmiddels al avond en tien uur geweest, dus alle supermarkten waren dicht. We zijn toen met de familie langs allerlei tankstations gereden om te vragen of ze slagroom verkochten. Jammer genoeg keerden we met lege handen terug naar huis, haha.’
De buitenlandse opdracht
‘Mijn moeder werkte in de jaren ’90 voor een verzekeringsmaatschappij en kreeg een opdracht in Nederland aangeboden. Daar leerde ze mijn stiefvader kennen via een vriend, hij is ook Indonesisch maar woont al erg lang in Nederland. Ze werden uiteindelijk verliefd en trouwden. Een aantal jaar werd mijn zusje geboren. Toen besloot mijn moeder om permanent in Nederland te gaan wonen. In de tijd dat mijn moeder in Nederland aan het werk was, woonde ik bij mijn oma in Yogyakarta. Na tien jaar ben ik toen naar Nederland verhuisd. Mijn twee oudere broers bleven achter in Indonesië. Zij waren beiden toen al in hun twintiger jaren en hadden hun complete leven daar al opgebouwd. Hen mis ik het meest als ik aan Indonesië denk. Ook al spreek ik ze bijna elke dag, ik heb ik ze al meer dan drie jaar niet meer gezien vanwege corona.’
Een geloofskwestie
‘Mijn moeder bezocht me veel toen ze aan het werk was in Nederland en ik kon me nog herinneren dat ze me op een dag bezocht en niet meer naar de moskee ging, maar naar de kerk. Mijn stiefvader is christen en mijn moeder is bekeerd toen ze trouwde met hem. In het begin was het allemaal nog wat vreemd en wist ik niet wat ik moest doen. Maar mijn familie is altijd heel open geweest, ik mocht kiezen welk geloof ik aanhing. We hebben altijd met verschillende geloven samen geleefd in Indonesië, dus voor mij was dat normaal. Mijn broers zijn nu bijvoorbeeld beiden moslim, terwijl ik christen ben en dat is nooit een probleem geweest.
In het dorpje waar we woonden, keken onze buren eerst wel gek toen bleek dat we een familie waren van verschillende gelovigen. Voor de mensen was het toch iets om over te roddelen. Maar na een tijdje was iedereen er wel aan gewend. Mijn familie heeft altijd veel gedaan voor de mensen. Tijdens het Suikerfeest stelden we de garage van mijn oma open voor iedereen uit het dorp. We kookten dan met z’n allen (en moet je nagaan, mijn oma heeft twaalf kinderen) en zorgden ook dat de minderbedeelden goed konden eten op deze feestdag. Daar was iedereen ons altijd dankbaar voor. Het was ook erg leuk om te doen.’
‘Je eten stinkt’
In Indonesië kende ik alles, het voelde vertrouwd. Toen ik naar Nederland kwam was de cultuurshock groot. Alle mensen die ik zag waren zo lang, ze hadden een andere huidskleur en spraken een andere taal. De taal leren vond ik echt heel moeilijk. Maar naast deze uiterlijke kenmerken is de cultuur totaal verschillend. Tijdens lunchpauzes op de basisschool gaf mijn moeder me altijd noedels mee. Kinderen in m’n klas keken me dan aan en zeiden: ‘Wat is dat? Het stinkt.’ Dat was heel onprettig, na een tijdje vroeg ik maar aan m’n moeder of ze gewoon een boterham voor me klaar kon maken.
Op de middelbare school was dat wel wat anders. Ik sprak toen inmiddels de taal al beter en ik ben opgegroeid in Almere, dus daar was wel sprake van diversiteit. Ik werd omringd met mensen met verschillende culturele achtergronden. Maar ook op de middelbare school is me vaak genoeg gevraagd ‘wat ik hier doe’ en ‘wat mijn doel is hier’. In mijn hoofd hou ik mezelf voor dat het gewoon interesse is, maar ik weet beter. Ik laat het op zo’n moment van me afglijden, maar het raakt me wel.’
Zwarte bladzijde uit de geschiedenis
‘In combinatie met de cultuurverschillen en vervelende opmerkingen, speelt de Indonesische-Nederland geschiedenis ook een grote rol in waarom ik het soms lastig vind om in Nederland te wonen. Alle uitbuiting en het geweld uit het verleden doet nog steeds pijn. Ook al woon ik hier al zeventien jaar, ik heb het daar nog altijd moeilijk mee. Ik houd ook nog steeds vast aan mijn Indonesische paspoort, dat is mijn trots. Indonesië is toch mijn eerste thuis. De familie van mijn moeder vond het heel moeilijk dat ze naar Nederland ging verhuizen. Er is haar vaak gevraagd: ‘Waarom kies je voor dat land?’ De Nederlanders hebben veel schade aangericht in Indonesië, veel goud, waardevolle spullen en stukken grond van mijn familie gestolen, dat zit nog fris in het geheugen bij ons en zal ook nooit vergeten worden.
De familie van mijn stiefvader aan de andere kant, kijkt er heel anders naar. Zijn familie werd beschuldigd van samenwerking met de Nederlanders tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog. Zijn ouders hadden een havenbedrijf en de Nederlanders maakten daar gebruik van, meerden hun boten daar aan bijvoorbeeld. Mijn stiefvaders’ familie had geen keus, ze moesten de Nederlanders wel toelaten. Maar hoe hard ook, na de oorlog waren zij niet meer welkom in Indonesië. Mijn stiefvader was toen nog heel klein, dus voor hem is het nu niet erg om Indonesië te bezoeken. Voor zijn ouders wel.
Echter, Rutte heeft recentelijk zijn excuses aangeboden aan de Indonesiërs en dat is zogezegd een ‘pleister voor mijn wonden’. Het neemt mijn pijn van het verleden niet weg, maar het bewustzijn is er nu wel. Ook zijn er erfstukken teruggegeven aan Indonesië. Het is duidelijk dat de geschiedenis zich nooit meer mag herhalen en dus heb ik een manier gevonden om hiermee om te gaan. Ook om me heen merk ik dat mensen zich bewust zijn van de Nederlands-Indonesische geschiedenis en dat geeft me een gevoel van steun. Daarbij zijn Indonesiërs niet de enige bevolkingsgroep met een slecht verleden met Nederland. Denk aan de Surinamers of Antillianen, dus ik voel me in dat opzicht niet alleen.’
Vrij leven, goed leven
‘Ondanks de nare geschiedenis, ben ik erg blij dat ik hier woon. Je bent hier zo vrij. Ik probeer van beide culturen de positieve kanten mee te nemen in mijn eigen leven. Indonesiërs zijn super gastvrij en familiegericht, dat vind ik heel mooi. En zo zijn Nederlanders gedisciplineerd en open. Als ik iets vind, ben ik hier vrij om mijn mening te uiten, in Indonesië is dat anders.
Daarbij zijn Indonesiërs super lui, haha. Toen ik net in Nederland kwam wonen, kwam ik soms een halfuur te laat op school of bij een afspraak. Nu weet ik dat ik op tijd moet zijn en vraag ik mezelf ook altijd af: hoe belangrijk vind ik dit? Op tijd komen is heel belangrijk als je een goede toekomst in Nederland wil. En die heb ik gelukkig nu ook, maar ik heb er hard voor moeten werken.
Aan de Nederlanders die hun twijfels hebben over mensen met een migratieachtergrond zou ik alleen maar als tip kunnen geven: we kennen het gezegde ‘wat een boer niet kent, eet hij niet’, maar sta eens open voor andere culturen en wie weet vind je het wel heel lekker.’
--------------
Filip Ostojic: ‘Mijn haar bleken was de eerste stap naar zelfontdekking’
Homo zijn in Nederland wordt nog enigszins getolereerd, als jij je vriend maar geen zoen geeft in het openbaar. Als jij je als een vrouw voelt in een mannenlichaam, kan dat, maar kun je het maar beter niet openlijk laten zien. Taboes op het gebied van gender en seksualiteit zijn er genoeg. De 20-jarige Filip Ostojic lapt deze sociale normen aan zijn laars en is open over zijn eigen identiteit: hij is homoseksueel, non-binair, activist en houdt zich bezig met de dragcultuur. Filip vertelt zijn persoonlijke levensverhaal.
‘Op mijn vierde werd er al gezegd dat ik genderdisforie had. Dat houdt in dat jij je niet zoals je biologische geslacht voelt, maar zoals het tegenovergesteld geslacht. Vanaf die leeftijd wilde ik al geen jongen meer zijn. Ik verkleedde me vroeger als meisje en droeg bijvoorbeeld pruiken thuis. Ik heb ergens gelezen dat als genderdisforie tussen je twaalfde en veertiende nog steeds aanhoudt, de kans groot is dat je transgender bent. Bij mij, in de tussenfase rond twaalf tot achttien, wist ik nog helemaal niet wie ik was. Ik was vooral bezig met in het profiel passen en ‘mannelijk genoeg zijn.
‘Ik was vooral bezig met in het profiel passen en ‘mannelijk genoeg zijn.’
Uit de kast komen voor mij was niet zo’n big deal omdat het al verwacht werd. Op de middelbare school waar ik op zat werd elke jongen die homo was gepest. Ik had er eerst niet zoveel last van, totdat ik mijn haar ging bleken. Het pesten werd zodanig erg dat ik van school ben gewisseld, dat is mijn redding geweest. Voor taboes doorbreken moet je wel de ruimte krijgen. De stappen die ik heb gemaakt gingen heel geleidelijk, mijn haar bleken was de eerste stap naar zelfontdekking. Vervolgens wisselde ik van school en daar kreeg ik meer ruimte om mijn kledingstijl te ontwikkelen. Wat ik toen deed was veel simpeler dan hoe ik mij nu kleedt, maar toch voelde dat voor mij voelde als een grote stap. In het begin legde ik nog wel onbewust druk op mezelf, dat mijn kledingstijl wel mannelijk genoeg moest zijn. Ik deed onbewust mee aan de toxic masculinity.
Toen ik mijn diploma gehaald had, ging ik mezelf compleet ontwikkelen. Ik kwam in de dragscene en het uitgaansleven terecht en kreeg gewoon steeds meer schijt. Ik omarm mijn vrouwelijke kant nu steeds meer. Sinds een jaar nu definieer ik mezelf als non-binair. Mijn ouders hebben me altijd wel gesteund. Mijn vader heeft er niet echt een mening over, ik denk dat hij het ook niet helemaal begrijpt. Hij is een simpele Balkanman die zich totaal niet bezighoudt met de media, popcultuur of iets in die richting. Hij ziet altijd gewoon zijn zoon, wat ik ook draag of waar ik ook heenga. Grappig genoeg was mijn vader altijd degene die barbies en jurken voor me kocht. Mijn moeder had daar meer moeite mee. Toen ik uit de kast kwam, was haar eerste reactie: ‘Thank God dat je niet transgender bent.’ Niet omdat ze het niet zou accepteren, maar vanwege alle ellende waar je als transgender doorheen moet. Als ik nu vrouwelijk gekleed naar beneden kom kan ze er wel beter mee omgaan en lacht ze erom, maar ze vindt het toch altijd nog een beetje eng merk ik.
Als non-binair persoon voel ik zowel man als vrouw, maar tegelijkertijd ook beide niet. Ik moet nu wel eerlijk zeggen dat ik altijd wel meer vrouwelijk voel dan mannelijk. Als ik als vrouw wordt aangesproken vind ik het niet erg, maar als ik als man aangesproken wordt vind ik het wel erg. Ik moet nog steeds ondervinden hoe ik mij nou precies voel. Ik ben biologisch wel gewoon man en ben content met mijn mannelijk lichaam, maar als iemand mij een man noemt, voel ik me niet aangesproken. Het enige waar ik moeite mee heb qua het mannelijk lichaam is dat ik best harig ben. Verder voel ik me ook niet heel prettig in een mannen wc of binnen een groep mannen. Dus in dat opzicht voel ik mij niet echt verbonden met mijn biologische gender. Toen ik als queer (hetzelfde als non-binair) uit de kast kwam voelde ik me heel vrij en nu nog steeds. Ik kan alle kanten op die ik wil, zonder maatschappelijke druk te voelen om een volmaakt man of vrouw te zijn.
Als queer-zijnde heb ik altijd al gehad dat ik me wilde verzetten tegen de sociale regels binnen de maatschappij. Maar het begon allemaal met het feit dat mijn ouders vluchtelingen zijn geweest. Dit kwam een tijd lang negatief in het nieuws en dat vond ik niet kunnen. Ik wilde deze ervaring van onrecht delen met de wereld, vanaf daar ben ik me gaan inleven in veel meer andere minderheden en ben ik zo mijn activisme gaan verbreden.
Zo heb ik me een tijd lang ook veel bezig gehouden met de dragcultuur en ben ik ook een tijdje dragqueen geweest. Een babyqueen noem je dat, iemand die net begint met drag. De eerste keer een pruik op mijn hoofd was magisch. De eerste keer dat ik in drag naar buiten ging daarentegen, was ik wel heel onzeker. Ik ben van mezelf geen angstig persoon, maar toen ik als mezelf als dragqueen neerzette vond ik het eng. De lat is heel hoog gelegd in de Amsterdamse dragscene, er wordt veel gepraat en veroordeeld vanuit de community zelf. Je moet een hele dikke huid kweken wil je ver komen, dat is ook de reden dat ik met drag gestopt ben. Die dikke huid heb ik op dit moment niet.
‘Ik ben van mezelf geen angstig persoon, maar toen ik mezelf als dragqueen neerzette vond ik het eng.’
Wat mij altijd heel erg geholpen heeft bij zelfontwikkeling en uiteindelijk zelferkenning is mijn omgeving. Als jij je niet veilig of op je gemak voelt in je eigen omgeving, wordt ontwikkelen lastig. Zoals ik had binnen de dragscene. Ik heb geleerd om mezelf te omringen met mensen die me dat veilige gevoel geven en daarnaast lekker mijn eigen pad te bewandelen. Want ook dit verhaal van mij is nog niet af, het is allemaal een proces. Ik probeer mezelf zoveel mogelijk los te koppelen van de verwachtingen binnen de samenleving. Je hoeft namelijk niet te voldoen aan de maatschappelijke normen.’
---------------
In drie muisklikken je depressie versterken
Als eenzaamheid en uitzichtloosheid je enige vrienden zijn, wat doe je dan? Mensen met een depressie grijpen snel naar een mobieltje of laptop voor afleiding, maar de vraag is of dat helpt. Wat nou als verschillende algoritmes van sociale media juist een depressie versterken?
‘Ik ging een keer op Twitter en het eerste wat ik zag was een filmpje van een man die van een gebouw afsprong. Het ergste was nog dat je alles kon zien, zelfs hoe zijn bot uit zijn been schoot door de harde klap,’ vertelt de 19-jarige Anisha die zelf worstelt met depressie, ‘de video werd daarna constant gerepost, verschrikkelijk om te zien.’ Anisha weet zelf ook dat als je alleen depressieve onderwerpen opzoekt op internet, dat datgene ook het enige is wat je te zien krijgt. ‘Op Twitter zijn dingen nu wel veranderd, zulke heftige dingen krijg ik nooit meer te zien en ik behoed mezelf er ook voor. Maar Tumblr is een ander verhaal. Die plek is toxic.’
‘ Het is een gekke plek, naast eetstoornis- en depressie-gerelateerde onderwerpen zitten er zelfs cults op Tumblr.’ – Anisha
Als je op Tumblr het woord ‘sad’ of ‘depression’ opzoekt, krijg je een melding: ‘Is alles oké met je?’ Dan volgt er een kort ‘hulpverlenend’ tekstje in kleine letters en daarna kun je de keuze maken ‘terug’ of ‘zoekresultaten tonen’. Als je dan de zoekresultaten bekijkt, kan je in een donkere wereld verstrikt raken. Met onbeperkte vrijheid. Volgens Anisha is Tumblr een broedplaats van allerlei nare invloeden: ‘Het is een gekke plek, naast eetstoornis- en depressie-gerelateerde onderwerpen zitten er zelfs cults op Tumblr.’
Zelfgemaakte cake
Algoritmes sturen sociale media zoals Tumblr aan, maar hoe werken ze? ‘Een algoritme is net als een recept,’ vertelt Holger Wandt, principal advisor van databedrijf Human Inference, ‘een recept bestaat uit verschillende instructies: nu doe je de boter in de kom, vervolgens de suiker erbij en uiteindelijk heb je een lekkere cake gemaakt. Het algoritme zijn de instructies, jij bepaalt zelf of jij daadwerkelijk zoveel suiker bij het mengsel gooit als dat er in het recept staat. Jij komt zelf tot jouw eigen resultaat, het algoritme volgt alleen jouw instructies op.’
Een algoritme kan zoiets simpels zijn als de berekening van jouw tomtom: wat is de beste en de snelste weg van jouw huis naar Parijs. ‘Algoritmes zijn niet kwaadaardig,’ legt hoogleraar Marc Uetz van de Universiteit Twente uit. ‘Ze zijn ontworpen om zo snel mogelijk tot een concreet antwoord te komen en het gemak van de mens te vergroten. Het is bepalend met welke informatie een algoritme gevoed wordt en wat er met deze data gedaan wordt. De laatste jaren worden algoritmes gebruikt om uitgebreide dataverzamelingen van personen te maken, daar wordt veel geld aan verdiend.’
De zoekterm die je op je scherm intikt, beïnvloedt de andere apps op jouw telefoon ook. Dit is het werk van algoritmes. Digital art door: Anisha Tiloe.
Databubbel
Algoritmes leren ons als individu steeds beter kennen door middel van deze dataverzamelingen. Wát we leuk vinden, wélke artikelen we graag lezen en wannéér wij deze artikelen graag lezen. Je hebt bijvoorbeeld een leuke tas gezien op een van je favoriete websites. Vervolgens zie je op élke andere website reclame van diezelfde tas. Dit geldt ook voor sociale media zoals Instagram, Facebook en Tumblr. Jij krijgt te zien wat jij leuk vindt. Je blijft in je persoonlijke bubbel. Als je onschuldige kattenfilmpjes bekijkt, is dat nog niet zo erg. Maar stel nou dat je depressief bent en depressie-gerelateerde onderwerpen opzoekt, kan deze bubbel dan een versterkende negatieve werking hebben?
‘Ik denk dat het probleem met algoritmes en depressie veel groter is dan dat wij denken.’ – Candide van Bekkum
Vicieuze cirkel
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat mensen met een depressie gemiddeld meer schermtijd hebben dan mensen zonder depressie. ‘Mensen die zich neerslachtig voelen hebben de neiging om vervelend nieuws op de te zoeken, bijvoorbeeld natuurrampen, maar ook lotgenoten.’ Vertelt psychiater Erik Morsch. Hij legt uit dat het belangrijk is voor mensen die zich neerslachtig voelen om actief te blijven. ‘Social media kan ervoor zorgen dat iemand op de bank blijft zitten met een zak chips en zich nog ongelukkiger gaat voelen.’ De verslavende werking van sociale media zorgt ervoor dat je steeds passiever wordt. Dit kan zorgen voor een vicieuze cirkel die het moeilijker maakt om uit je depressie te komen.
Onzichtbaar isolement
‘Ik denk dat het probleem met algoritmes en depressie veel groter is dan dat wij denken,’ Candide van Bekkum, Interimmanager van het bedrijf Zilvermatch (voor kwaliteitsverbetering van ggz, zorg- en dienstwelzijn) draait er niet omheen. ‘Depressieve mensen, maar vooral jongeren, en dat zijn er nogal wat, hebben minder reflectievermogen. Ze worden geconfronteerd met de mooie of juist donkere kanten van het internet en raken overprikkeld.’ Van Bekkum legt uit dat áls een depressieve persoon überhaupt gaat praten over zijn of haar problemen, hij of zij al in een vergevorderd stadium van depressie zit. ‘Zowel depressie- problematiek als internet zijn onzichtbaar, de enigen die weten welke zoektermen jij op je laptop intypt zijn jij en de algoritmes. Door duistere zoektermen kun je zo belanden in een cultgroep en niemand die het weet. Dertig jaar geleden wist iedereen wel wat er speelde in de buurt, nu kun je achter je laptop verdwijnen en hebben de mensen om je heen geen idee of er iets aan de hand is met jou. Er gaan veel mensen dood aan depressie, dat is een ontzettend groot probleem.’
‘Als het al klopt dat een negatieve feedback loop van algoritmes een depressie kan versterken, wil ik benadrukken dat gezond eten, genoeg bewegen, niet grijpen naar drank en andere verslavende middelen en bovendien blijven afspreken met mensen, de weg uit een depressie kan zijn,’ aldus Morsch, ‘Maar als je ongezond leeft op elk gebied, houdt dat een depressie ook in stand, algoritmes zouden daar onderdeel van kunnen zijn.’
Van Bekkum doet een toekomstvoorspelling: ‘Social media zorgt voor isolement. Ik denk dat als het zo doorgaat er een grotere groep depressiegevoelige jongeren en studenten uitvalt of verzuimt. Ook denk ik dat het aantal jongeren dat extra hulp nodig heeft zal verdubbelen, of misschien wel verdriedubbelen.’









